Alice liep om het grote orgel heen, ze zag een klein deurtje half openstaan. Nieuwsgierig als ze is, stapte ze naar binnen. Ze keek haar ogen uit! Het leuk een heel dicht beplant bos. Er groeiden alleen geen bomen, maar … een soort fluiten. Honderden, misschien wel duizend stonden netjes in rijtjes achter elkaar. Alice lieplangs zo’n rij pijpen op. De pijpen werden steeds groter, ze groeiden haar zelfs boven het hoofd. Ze klom een trapje op en nog één en kwam hoger en hoger in het orgel. Ergens moest toch de allergrootste orgelpijp zijn?
“Wat moet dat hier?†Alice schrok van een scherpe stem naast haar. “Jij mag hier helemaal niet komen! Ik Kapitein Cornet, politieman van het orgel, houd dat heel goed in de gaten.†En vriendelijkers: “Kom maar, ik zal je de weg terug wijzen.â€